Alimentatie en pensioen

Partneralimentatie

Als een van de partners zich na einde van het huwelijk niet kan onderhouden, dan moet bekeken worden of de ander partneralimentatie kan betalen. Na de relatiebreuk is de ex-partner namelijk onderhoudsplichtig, net als tijdens het huwelijk. We kijken of de meer-verdienende (ex-)echtgenoot genoeg inkomen heeft om alimentatie te betalen. Andersom kijken we of degene die alimentatie vraagt werkelijk niet voor zichzelf kan zorgen. Soms is dit slechts tijdelijk zo en wordt alleen voor een korte tijd alimentatie toegekend.

Behoefte

Welke financiële gezamenlijke ruimte was er tijdens het huwelijk? Deze ruimte bepaalt de alimentatiebehoefte:  welk bedrag is nodig om er niet op achteruit te gaan? De behoefte van de minstverdienende partner is de basis voor de berekeningen.

Draagkracht

Verder beoordelen we de financiële situatie van de meestverdienende partner. We kijken naar het bruto jaarinkomen waarbij ook de jaarlijkse betalingen, van bijvoorbeeld vakantiegeld, meetellen. Vanuit het bruto jaarinkomen berekenen we het besteedbare netto maandinkomen. We noemen zo’n berekening een "draagkrachtberekening".

Als het besteedbare maandinkomen boven het bijstandsniveau komt, kan waarschijnlijk alimentatie betaald worden. Bepaalde vaste uitgaven zijn aftrekbaar. Die uitgaven - bijvoorbeeld woonkosten, ziektekosten,  aflossing van bepaalde schulden - worden afgetrokken van het besteedbare inkomen. Als het goed is blijft er na aftrek van goedgekeurde uitgaven nog iets van het maandinkomen over. Dit bedrag heet "draagkrachtruimte". Vanuit die draagkrachtruimte wordt vastgesteld welk bedrag de meestverdienende overhoudt na betaling van de minimale vaste lasten. Van dat bedrag kan dan  alimentatie betaald kan worden.

Per 2023 andere berekening woonkosten

Tot en met 2022 werd standaard gerekend met de werkelijke woonlasten. Vanaf 2023 verandert dit en wordt in principe gerekend met een forfait:  30% van ieders netto inkomen telt als woonlasten.  Dat kan leiden tot een een scheve situatie als de woonlasten veel lager zijn, bijvoorbeeld omdat de nieuwe partner meebetaalt. Als de scheefheid structureel is en er door de te hoog geschatte woonkosten een tekort ontstaat,  kan van het 30% forfait kan worden afgeweken.

Alimentatieperiode

Sinds een paar jaar is de periode waarover alimentatie gevraagd /betaald kan worden verkort tot 5 jaar , of de helft van de duur van het huwelijk als u minder dan 10 jaar getrouwd was. Dit is alleen anders bij lange huwelijken en een huwelijk met jonge kinderen:

  •  na een huwelijk met jonge kinderen is de termijn maximaal 12 jaar: tot het moment dat het jongste kind 12 jaar is.
  •  na een huwelijk met 50-plussers  is de termijn maximaal 10 jaar als de alimentatieontvanger 50 jaar of ouder is èn langer dan 15 jaar getrouwd was.

Bij hoge uitzondering kan (toch) langere partneralimentatie worden toegekend. Voor schrijnende gevallen wordt een hardheidsclausule opgenomen.

Kinderalimentatie

Beide ouders zijn onderhoudsplichtig voor kinderen tot hun 18e of, als het meerderjarige kind een vervolgopleiding doet, tot het 21e jaar. Van beide ouders wordt gekeken in hoeverre zij de kinderen kunnen onderhouden. Eerst echter bepalen we hoeveel de kinderen kosten aan de hand van de financiële ruimte tijdens het huwelijk. Hierdoor wordt de zgn. alimentatiebehoefte bepaald, die wordt verdeeld over beide ouders.

Het inkomen van beide ouders is relevant bij het vaststellen van ieders bijdrage aan de kosten van de kinderen. Wat is per persoon het besteedbare maandinkomen? Net als bij partneralimentatie is voor kinderalimentatie het bruto jaarinkomen van de ouders maatgevend, en tellen ook de jaarlijkse betalingen als vakantiegeld of 13e maand mee. Verder houden we rekening met de fiscale gevolgen voor het jaarinkomen. Vanuit het bruto jaarinkomen berekenen we het besteedbare (netto) maandinkomen per ouder.

Naast het inkomen zijn ook de uitgaven van belang. Voor een globale schatting is een draagkrachttabel opgesteld. In het alimentatiesysteem wordt ervan uitgegaan dat ieder een basisbedrag nodig heeft om van te kunnen leven. Vervolgens wordt het inkomen verminderd met een vast bedrag vanwege standaard uitgaven. Ook wordt een percentage gereserveerd voor woonlasten. Elke ouder wordt geacht van het restant kinderalimentatie te betalen. Maatwerk blijft voor de complexere situaties mogelijk. Laat u adviseren wat in uw situatie het meest verstandig is.

Als uit de berekening blijkt dat beide ouders zogenaamde draagkrachtruimte hebben, kunnen beiden bijdragen aan kinderalimentatie. De verdeling van de bijdrage kinderalimentatie wordt vervolgens naar rato berekend. Voorbeeld: stel dat voor 2 kinderen in een gezin € 200 kinderalimentatie per kind "nodig" is (dus totaal € 400 voor de kinderen) en dat volgens onze berekening de moeder maximaal € 150 kan betalen en de vader € 300. We  rekenen dan de verdeelsleutel uit waaruit de verhouding tussen de ouders wordt bepaald. Zo wordt de bijdrage van de moeder voor beide kinderen vastgesteld op € 132 per maand en voor de vader op € 268 per maand. Via rekenprogramma's kunnen we deze uitkomst makkelijk vaststellen.

Jaarlijkse indexering alimentatie

Alimentatie wordt jaarlijks verhoogd met de wettelijke indexering. Zowel de kinderalimentatie als de partneralimentatie wordt elk jaar aangepast met een soort inflatiecorrectie die door de overheid wordt vastgesteld. Het maakt geen verschil of de alimentatie destijds onderling is afgesproken of door de rechter is vastgesteld.  De verhoging geldt alleen niet als u nadrukkelijk heeft afgesproken dat geen indexering wordt toegepast.

Per 1 januari 2023 geldt een indexering van 3,4 %. Dat betekent dat kinder- en partneralimentatie met ingang van 1 januari 2022 moet worden verhoogd met 3,4 %. De alimentatieplichtige moet de vaste alimentatie automatisch verhogen. Nakoming kan 5 jaar lang worden gevorderd.

Pensioen

Sinds 1995 geldt de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Sindsdien geldt dat u bij scheiding recht heeft op 50% van het ouderdomspensioen dat uw ex-partner tijdens uw huwelijk heeft opgebouwd. Andersom geldt dit eveneens.

Normaal gesproken vragen de ex-partners na de scheiding aan de wederzijdse pensioenfondsen om het per persoon opgebouwde pensioen te verevenen. In principe moet zo’n aanvraag binnen twee jaar na de scheiding zijn ingediend. De pensioenfondsen rekenen dan het pensioendeel per persoon uit. Op het moment dat het pensioen wordt uitgekeerd, ontvangt ieder zijn/haar deel. De ex-partners hebben onderling dan niets meer met elkaar te regelen.  Als de zogenaamde verevening niet op tijd is aangevraagd hoeft het pensioenfonds de uitbetaling na de pensionering niet te verdelen. Wettelijk moet degene die het (dan dus volledige) pensioen ontvangt, de ander dan het opgebouwde deel betalen.

Voor echtscheidingen voor 1995 is de situatie anders. Over de periode tussen 1981 en 1995 geldt de uitspraak Boon-van Loon. Het volledige pensioen dat tot de datum van de echtscheiding was opgebouwd moe(s)t worden verdeeld: niet alleen het deel dat tijdens het huwelijk was opgebouwd, maar ook het deel voor het trouwen, moe(s)t in de verdeling worden betrokken. De afgelopen jaren is nog geprocedeerd over zo’n verdeling. Inmiddels is duidelijk dat hier ook lang na de echtscheiding in principe nog aanspraak op kan worden gemaakt. Rechters hebben bepaald dat een aanspraak niet kan verjaren, en alleen bij uitzondering kan vervallen.

Let op: al jaren wordt gewerkt aan een ander systeem. Zoals het er nu uitziet verandert de regeling in 2028.

Wilt u hier meer over weten?

https://www.spoorlaanadvocaten.nl/rechtsgebieden/familierecht/pensioen-na-echtscheiding/pensioen-na-echtscheiding/

Meer weten?

Wilt u meer weten? Neemt u dan contact met op voor een gratis kennismaking met een van onze advocaten of mediator familierecht in Woerden.