Werkloosheid
Als u gedeeltelijk of volledige werkloos wordt, kunt u in principe aanspraak maken op een WW-uitkering via UWV. Het volgende kan voor u van belang zijn.
Voor WW is vereist dat u minstens 5 arbeidsuur per week verliest of - bij een arbeidsovereenkomst van minder dan 10 uur per week - minimaal de helft van uw werktijd. Bij een arbeidsovereenkomst met variabele arbeidsduur wordt het gemiddeld aantal uren van de laatste 26 weken vergeleken met het urenverlies.
Het aantal maanden dat WW wordt toegekend is afhankelijk van het aantal opgebouwde dienstjaren. Een WW-uitkering wordt minimaal voor 3 maanden en maximaal voor 38 maanden verstrekt.
Sinds 2019 wordt de maximale duur van de WW stapje voor stapje teruggebracht van 38 naar 24 maanden. Werkgevers en werknemers kunnen in de cao afspraken maken om de WW-uitkeringen na 24 maanden - tot 38 maanden - zelf aan te vullen.
Als de werkloosheid is ontstaan door uw schuld of toedoen, zal UWV de uitkering weigeren vanwege verwijtbare werkloosheid. Er is bijvoorbeeld sprake van verwijtbare werkloosheid wanneer u als werknemer de arbeidsovereenkomst opzegt; als u onvoldoende moeite hebt gedaan om werk te houden of passend werk te aanvaarden of als uw werkgever u ontslaat vanwege wangedrag. Behalve weigering van de uitkering kan UWV ook beslissen de uitkering slechts gedeeltelijk te verstrekken of de uitkeringsduur in te korten.
Een voorwaarde om WW te ontvangen is dat u zich beschikbaar houdt voor werk en gemiddeld één sollicitatie per week verricht. Ook als u tijdens de WW ziek wordt, dient u te voldoen aan uw solliciatieplicht en zich beschikbaar te houden op de arbeidsmarkt. Na een ziekteperiode van 13 weken wordt de WW omgezet in ZW en vervalt uw solliciatieplicht, zolang de verzekeringsarts van UWV van oordeel is dat u arbeidsongeschikt bent.
WW-rechten worden opgebouwd als u voorafgaand aan de week dat u werkloos bent geworden, minimaal 26 weken hebt gewerkt, te rekenen over een periode van 36 weken. Als de werkloosheid midden in de week intreedt, tellen de laatste gewerkte dagen niet mee bij de wekeneis, omdat UWV als voorwaarde stelt dat de wekeneis begint te lopen in de week voorafgaand aan de werkloosheid. Een week begint op maandag en eindigt op zondag. Let op: als een dienstverband van 26 weken midden in de week eindigt, dan tellen de laatste gewerkte dagen niet mee voor de wekeneis. Het gevolg kan zijn dat niet aan de wekeneis wordt voldaan, en dat u onvoldoende WW-recht heeft opgebouwd.
De minimale duur van een WW-uitkering is 3 maanden, mits u voldoet aan de wekeneis. Of u recht heeft op een verlengde uitkering, hangt af van de zogenaamde jareneis. Afhankelijk van het arbeidsverleden kan de duur van de WW verlengd worden tot maximaal 24 maanden.
Nádat vastgesteld is of u aan de wekeneis voldoet, bekijkt UWV of u recht hebt op een verlengde uitkering op basis van de jareneis. Dit betekent dat u in 5 kalenderjaren voordat u werkloos werd, minimaal 4 kalenderjaren gewerkt moet hebben. In die 4 jaar hebt u over minimaal 52 dagen per jaar loon ontvangen. Het jaar dat u werkloos bent geworden, wordt niet meegeteld bij de jareneis. Als u aan de jareneis voldoet, komt u in aanmerking voor de verlengde WW-uitkering. De duur van de verlengde uitkering is gerelateerd aan het arbeidsverleden.
Om de duur van de het arbeidsverleden te bepalen, stelt UWV zowel het feitelijk als fictief arbeidsverleden vast. Beide periodes worden met elkaar opgeteld. Het jaar waarin u werkloos wordt, telt niet mee.
- feitelijk arbeidsverleden: de jaren vanaf 1998 waarin u minimaal 52 dagen per jaar in loon hebt ontvangen op basis van een arbeidsovereenkomst.
- fictief arbeidsverleden: de jaren vanaf het jaar dat u 18 jaar werd tot en met 1997. Hierbij is niet van belang of u in deze periode hebt gewerkt.
Voor ieder jaar uit het totale arbeidsverleden hebt u recht op 1 maand WW, met als maximum 24 tot 38 maanden.
Als u voorafgaand of tijdens de WW-periode een volledige WAO- of WIA-uitkering hebt ontvangen, wordt de duur van de WW gekort met het aantal maanden dat deze uitkering is ontvangen.
De hoogte van de WW-uitkering wordt vastgesteld op basis van het dagloon. Het berekenen van dagloon voor de WW of ZW is hetzelfde. Bij het berekenen van het dagloon gaat UWV uit van het SV-loon: het loon waarover premies voor sociale verzekeringen zijn afgedragen. Het laatste jaar voorafgaand aan de werkloosheid is bepalend voor het vaststellen van de hoogte van het SV-loon, en vervolgens het dagloon. Het dagloon wordt berekend door het SV-loon te delen door 261 (het gemiddeld aantal uitkeringsdagen per jaar). Als u korter dan een jaar hebt gewerkt, wordt hiermee rekening gehouden. Alle looncomponenten waarover sociale premies zijn afgedragen tellen mee bij het vaststellen van het dagloon. UWV hanteert een maximum dagloon.
Let op: als u in het laatste jaar voorafgaand aan de werkloosheid meerdere arbeidsovereenkomsten hebt gehad, wordt het dagloon alleen gebaseerd op basis van de laatste arbeidsovereenkomst.
De WW is de eerste twee maanden 75% van het dagloon, en vanaf de derde maand 70%. In de eerste 2 maanden is de uitkering 75% van het dagloon; daarna 70%. De hoogte van de uitkering bedraagt: 21,75 x dagloon x 70% (75%).
Vragen?
Onze specialisten kunnen behulpzaam zijn bij vragen of procedures over de WW.